Gerrit Vossebelt over monitoring: ‘Ik ben een soort vragenbundelaar’

Gepubliceerd 22 april 2015

‘Twee jaar geleden hebben we een projectteam gevormd met mensen van Rijkswaterstaat en EZ om de monitoring voor de Kaderrichtlijn Marien uit te werken. Vorig jaar hebben we het monitoringprogramma opgeleverd en dit jaar zijn we met de uitvoering ervan begonnen. Daarbij willen we via monitoring vinger aan de pols houden om te zien hoe de kwaliteit van het zeewater zich verder ontwikkelt', vertelt Gerrit Vossebelt.

Gerrit is senior adviseur biologische monitoring bij Rijkswaterstaat. ‘Ik ben wat je noemt een soort vragenbundelaar’, vertelt hij hierover. ‘Ik haal alle informatiebehoeften op bij de mensen die onder meer met de Kaderrichtlijn Marien aan de slag gaan en vertaal die vragen door naar de praktijk. Dat doe ik samen met de andere vraagbundelaars bij ons op de afdeling Data en Informatiemanagement bij Rijkswaterstaat. Bij dat doorvertalen moet je denken aan eisen over de frequentie van de monitoring en de kwaliteit van de metingen. We bieden zo elk jaar een Jaarplan Informatievoorziening aan waarin de nieuwe en bijgestelde informatie vragen van de gebruikers staan. Voor de Kaderrichtlijn Marien gebeurt dit onder coördinatie van Informatiehuis Marien (IHM (Informatiehuis Marien)). Wij slaan de nieuwe onderzoeksgegevens op en IHM volgt of de metingen goed worden uitgevoerd. Zij hebben dit nodig om een goed totaalbeeld te hebben van alles wat aan onderzoek gepland is en geschikt is voor de rapportage aan Brussel. Ook gaan ze de data ontsluiten die we een jaarlijks uploaden.’

0-metingen

Gerrit is ook bij de uitwerking van de monitoring betrokken. ‘Dit jaar starten we voor de Kaderrichtlijn Marien met een serie 0-metingen. Daarbij bouwen we voort op het metingen die we al tientallen jaren doen, alleen nu dan toegepast voor de KRM op de Noordzee. Zo zijn er bovenop de honderd bestaande onderzoeksplekken voor bodemdieren zo’n zeventig bijgekomen, onder meer in beschermde natuurgebieden op de Noordzee (Natura 2000). Om daarover iets te zeggen, moet je anders en meer gerichter gaan meten. Zo zijn voor het vogeltellen de vliegroutes aangepast en gaan we nu ook onderzoek doen op ons deel van de Klaverbank, de enige grindbank waar ook grote stenen, zand en schelpen voorkomen. Deze bank is half zo groot als de provincie Utrecht en ligt zo’n 30-40 meter onder de zeespiegel. Hier is de verscheidenheid in het bodemleven groot. Je kunt natuurlijk niet met een boxcorer (een soort bodemhapper) een hap in een bodem (van steen) nemen, maar je kunt wel met een camera onder water het bodemleven bekijken en daarna besluiten hoe je dat gaat monitoren. Zo gaan we verder ook in andere gebieden op de Noordzee een bodemschaaf gebruiken die ook al voor de kust door EZ wordt toegepast.’

Grote stap voorwaarts

‘We werkten al op een aantal vlakken nauw samen met onderdelen van EZ, maar dit is wel een grote stap verder waarbij meetnetten in elkaar geschoven worden en we gezamenlijk de Noordzee aan het bemonsteren zijn. Wel doet iedere partij dat nog vanuit zijn eigen mandaat en met zijn eigen meetnetten, maar het feit dat we nu een gezamenlijke monitoringstrategie hebben is al een hele stap vooruit. De volgende stap is om ook de landen om ons heen bij die gezamenlijke monitoring te gaan betrekken.’

monitoring_in_de_praktijk_460px