’Internationale samenwerking milieu-monitoring op zee kan nog wel een zetje gebruiken’
Achttien deelnemende kennisinstituten uit landen rond de Noordzee en Keltische Zee werkten de afgelopen anderhalf jaar in een proefproject aan voorbeelden en methoden voor gezamenlijke monitoring voor de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Eind juli werd het Europese project afgerond. Projectcoördinator Lisette Enserink (Rijkswaterstaat) vertelt over de resultaten en plannen voor gezamenlijke monitoring via satellieten.
De deelnemende instituten werkten in het project aan gezamenlijk monitoring voor de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM). Dat gebeurde met financiering van de Europese Commissie. Lisette hierover: ‘Alle landen die aan zee liggen, hebben van oudsher de neiging om monitoring op hun eigen manier te doen. Dat hindert een gezamenlijke beschrijving en beoordeling van de kwaliteit van het mariene milieu, een van de kernopgaven van de KRM. Het is efficiënter en mogelijk goedkoper als dat gezamenlijk gebeurt, zeker nu er voor de KRM nog veel meer monitoring nodig is. Je moet echter wel met concrete voorstellen komen en die hebben we in dit project uitgezocht. Instituten die zich met visserij- en milieu-monitoring bezighouden deden mee. We hebben eerst een database (username: jmpguest; password jmpguest) gemaakt met alle monitoringprogramma’s voor de KRM, compleet met zoekcriteria voor KRM-indicatoren. Daarmee kun je opzoeken waar deze indicatoren nu al op de Noordzee en de Keltische Zee worden gemeten en wie de contactpersonen van de programma’s zijn. Zo kun je monitoringsprogramma’s koppelen. Het gaat nu alleen nog om informatie in tekst. Een volgende stap kan zijn dat we een kaart aan de database toevoegen waarop je schepen kunt volgen die onderzoek op zee doen. Dit is in een parallel project in de Oostzee ontwikkeld. Er zijn al gesprekken met de Rijksrederij om gegevens uit te wisselen over vaartochten en het delen van scheepstijd. Ook België heeft interesse om hieraan mee te doen.’
Monitoring via satelliet
‘We willen nu aan de hand van drie KRM-indicatoren de internationale samenwerking nog een stap verder brengen: algenbiomassa (chlorofyl), benthos en haaien en roggen. Monitoring is voor elk van deze indicatoren een uitdaging. Dat komt door de kosten om voldoende informatie te krijgen voor een beoordeling die aan de KRM-eisen voldoet. We hebben bekeken hoe de monitoring nu loopt en hoe we die door samen monitoringsprogramma’s te ontwerpen en uit te voeren kunnen verbeteren. Je moet eerst goed weten welke indicatoren je gaat meten, hoeveel meetlocaties je daarvoor nodig hebt en op welke manier je die metingen kunt combineren. Grensoverschrijdend. Dan zijn effectievere en goedkopere monitoringsprogramma’s mogelijk. Voor het meten van algen bijvoorbeeld gebruikt nu ieder land zijn eigen methode. We kunnen daarvoor ook satellietbeelden gebruiken, zodat ieder land met dezelfde resultaten werkt. Scheepsbemonsteringen blijven dan wel nodig als controle, maar die kunnen minder vaak en dat bespaart geld.’
Internationale samenwerking
Milieu-monitoring loopt nog ver achter op visserij-monitoring als het om internationale samenwerking gaat, zegt Lisette tot slot. ‘Dat komt doordat de internationale afspraken over methoden en beoordeling niet erg dwingend zijn en ze veel ruimte laten voor nationale invulling. Visserij-monitoring en ook de evaluatie van de resultaten worden gezamenlijk aangestuurd door Europese afspraken. Voor een betere technische en economische samenwerking heb je dus beleidsmakers nodig, die internationale samenwerking actief stimuleren. Daarom worden de resultaten van de (drie) parallelle monitoringsprojecten, naast de Noordzee en Keltische Zee liepen ook projecten in de Oostzee en de Middellandse en Zwarte Zee, in november aan de vergadering van mariene directeuren gepresenteerd. Daarmee willen we nog eens het belang van zo’n samenwerking onder de aandacht brengen. Roeland Allewijn, directeur bij Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving, heeft inmiddels laten weten dat hij zich voor samenwerking op de Noordzee gaat inzetten.’