Hoe meten we zwerfvuil op de Noordzee?
Hoeveel afval ligt er op de bodem van de Noordzee? Waar bestaat dat afval uit? En hoe is de monitoring van zeebodemafval en de beoordeling ervan te verbeteren? Onderzoeksbureau Biometris (Wageningen University & Research – Mathematical & Statistical Methods) dook in opdracht van Informatiehuis Marien in de data van verschillende soorten zeebodemafval in de Noordzee voor 2020-2022. Het rapport Comparative statistical analysis of seafloor litter data for the North Sea (pdf, 4.7 MB) bevat interessante conclusies.
Zeebodemafval is een belangrijke vorm van zwerfvuil in zeeën en oceanen wereldwijd. Hoe het met dit afval in de Noordzee staat, is een goede indicator voor de toestand van de Noordoostelijke Atlantische Oceaan. Deze beoordeling vindt niet alleen plaats voor de Nederlandse Noordzee, maar gebeurt in OSPAR (Convention for the Protection of the Marine Environment of the North-East Atlantic)-verband. De resultaten zijn te vinden in het OSPAR Quality Status Report. De informatie wordt ook gebruikt voor de beoordeling van het mariene milieu in de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).
Het Informatiehuis Marien verzorgt de elektronische rapportage van de KRM. Daarnaast verzorgen we de afstemming van het KRM-monitoringsprogramma aan de vereisten voor de KRM voor alle 11 descriptoren. Hiervoor laten we jaarlijks statistisch onderzoek uitvoeren. Dit keer was zwerfvuil (descriptor 10) aan de beurt.
Bestaande monitoring benutten
Omdat er (nog) geen speciaal meetnet voor zeebodemafval bestaat, gebruiken onderzoekers resultaten van bestaande monitoring om het probleem in kaart te brengen. Bijvoorbeeld uit de International Bottom Trawl Survey (IBTS), een jaarlijks onderzoek van verschillende landen naar zeevisbestanden waarbij ook zeebodemafval wordt 'gevangen' en gedocumenteerd. Helaas brengt dit onderzoek relatief weinig afval in beeld omdat het primair op visvangst is gericht.
De BTS (Beam Trawl Survey, ook wel boomkorsurvey) levert ook gegevens op van het zeebodemafval dat tijdens het onderzoek 'gevangen' en gedocumenteerd wordt. Deze data wordt vooralsnog niet gebruikt voor de beoordeling in het OSPAR Quality Status Report of voor de KRM. Omdat we toch graag willen weten of de BTS-data geschikt zijn voor de beoordeling van zeebodemafval en wat het verschil tussen BTS en IBTS is, hebben we Biometris gevraagd om in de data te duiken en een eerste vergelijking te maken tussen de 2. Met daarbij ook de vraag: welke informatie is nog meer te vinden als we de meetnetten tegen het licht houden?
Belangrijkste conclusies
De belangrijkste conclusies uit het rapport van Biometris:
- De BTS 'vangt' significant meer zeebodemafval dan de IBTS. Mogelijk is de BTS-data daarom geschikter voor de beoordeling van zeebodemafval dan de IBTS. Om dit te kunnen beoordelen, is meer onderzoek nodig.
- 'Monofilaments' (zoals de kleine plastic draadjes afkomstig van visnetten die ook vaak op stranden aanspoelen) vormen het grootste deel van de vangst bij monitoringsonderzoek.
- Het aanwijzen van 'hotspots' – plekken in de Noordzee met opvallend veel zwerfvuil – blijkt niet mogelijk.
- Van de verschillende partijen die deze monitoring (BTS en IBTS) uitvoeren, neemt de één significant meer zwerfvuil waar dan de anderen. Er is ook een partij die heel veel 'synthetic rope' waarneemt en bijna geen 'monofilaments' of 'entangled filaments', die de andere partijen wel meer scoren. Dit zou erop kunnen wijzen dat de verschillende partijen het gevangen afval op verschillende manieren documenteren.
Rapport downloaden
Nieuwsgierig naar alle bevindingen en conclusies van de onderzoekers? Download het volledige rapport over zwerfvuil op de zeebodem in de Noordzee. (pdf, 4.7 MB)
Grensoverschrijdende probleem
Zwerfvuil in zeeën en oceanen is bij uitstek een grensoverschrijdend probleem. Daarom werken we internationaal samen. De afstemming van de monitoring en beoordelingsmethoden tussen landen gebeurt in ICES (the International Council for the Exploration of the Sea) en OSPAR. Het rapport van Biometris zal ingebracht worden in de betrokken werkgroepen die zich bezighouden met het verzamelen en beoordelen van zeebodemafval. Het doel is een betere afstemming van de monitoring en een betere beoordeling van het probleem.
Meer informatie
Meer weten? Neem contact op met adviseur Mees van der Donk (m.d.vanderdonk@minlnv.nl).